In het jodendom is kinderen krijgen verplicht. Als een vrouw zwanger is, maken veel Joden dat pas bekend aan het begin van de vijfde maand.
Tijdens de zwangerschap zijn er rituelen. Zo doen veel mensen elke dag wat geld in een tsedaka bus, dat is een spaarpotje voor goede doelen.
Ook wordt er gekeken of de mezoeza nog geldig is. Dat is een klein metalen kokertje bij de deur met een opgerold stukje perkament erin waar “Sjema Israël” op staat. Hij is nog goed als de tekst nog leesbaar is. Verder worden er vaak extra gebeden gedaan. In de kamer waar de bevalling plaatsvindt, ligt soms een kopie van psalm 121. Dit is bedoeld om te hopen op een goede bevalling, en om het kind vanaf het begin iets van God mee te geven.
Na de geboorte zijn er aparte rituelen voor jongens en meisjes.
Bij een meisje is er de Grote Zegen en krijgt ze haar Joodse naam tijdens de sjabbatdienst, dus op zaterdag, als er uit de Thora wordt gelezen. Deze Joodse naam is een tweede naam naast haar gewone naam, en wordt door de ouders gekozen.
Bij een jongen krijgt hij zijn Joodse naam tijdens de besnijdenis op de 8e dag. Als hij de eerstgeboren zoon is (een bechor), dan kan hij op de 31e dag “losgekocht van God” worden. Dat betekent dat hij dan later geen priester hoeft te worden.
Mezoeza
Tsedeka Bus
Bronnen: Powerpoint en teksten op de ELO