Pesach is het Joodse Pasen. Het duurt van 15 tot 20 Nisan (dit jaar van 13 tot 20 april) en gaat over het verhaal dat de Joden uit Egypte zijn weggegaan. Het begint met de Sedermaaltijd. Voor het feest begint maken mensen het hele huis schoon, zodat er nergens meer broodkruimels of gist te vinden is.
Tijdens de Sedermaaltijd liggen er drie matzes in servetten. Die staan voor het haastige vertrek uit Egypte. ‘Seder’ betekent orde, want alles tijdens de maaltijd gebeurt in een vaste volgorde. Op de schaal liggen allerlei dingen met een betekenis:
Bittere kruiden, dat staat voor de ellende van de slaventijd.
Zout water, dat staat voor de tranen van de slaven.
Charoset, dat lijkt op klei en staat voor het werk dat de slaven moesten doen.
Een gebraden beentje, dat staat voor het lam dat vroeger werd geofferd.
Een ei, dat staat voor nieuw leven.
Vier glazen wijn, voor vier dingen die God deed: ze uit Egypte halen, redden, bevrijden en hen als volk aannemen.
Tijdens het eten wordt het verhaal verteld en er worden liedjes gezongen. Dat doen ze met een boekje dat de Hagada heet. De maaltijd duurt best lang. Aan het eind wordt er een stukje matze, de afikom, verstopt in huis. De kinderen moeten het zoeken, en wie het vindt kan het inruilen voor een cadeautje.
Bronnen: Powerpoint en Tekst 1 t/m 6 op de ELO